ECLI:NL:CRVB:2017:1517
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing verzoek om schadevergoeding in het kader van Wajong en bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die sinds 4 december 2009 een inkomensvoorziening ontving op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ), verzocht om schadevergoeding na de intrekking van zijn inkomensvoorziening door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had de inkomensvoorziening ingetrokken en teruggevorderd omdat appellant met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering had ontvangen. De Raad oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding terecht was afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De Raad stelde vast dat appellant geen rechtsmiddelen had aangewend tegen de toekenning van de inkomensvoorziening en dat het college de onrechtmatigheid van het besluit niet had erkend. Bovendien waren er geen bijzondere omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigden. De Raad bevestigde dat de samenloop van de Wajong-uitkering en de inkomensvoorziening niet leidde tot onrechtmatigheid van het toekenningsbesluit. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.