ECLI:NL:CRVB:2017:15
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde inkomsten en kasstortingen
Op 3 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft appellante die sinds 15 februari 2013 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, naar aanleiding van tips over mogelijke samenwoning en niet-gemelde inkomsten. Uit het onderzoek bleek dat appellante inkomsten uit arbeid had en dat er kasstortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening waren gedaan, die niet eerder waren gemeld.
Bij besluit van 8 juni 2015 heeft het college de bijstand van appellante herzien over verschillende perioden en een bedrag van € 3.287,16 teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kasstortingen afkomstig waren van onterecht betaalde kinderopvangtoeslag en dat zij deze niet als inkomsten had moeten melden. De Raad oordeelde dat appellante de herkomst van de kasstortingen niet voldoende had onderbouwd en dat de bijschrijvingen op haar rekening als inkomen moesten worden aangemerkt.
De Raad bevestigde dat appellante haar wettelijke inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de kasstortingen en bijschrijvingen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de terugvordering niet onrechtvaardig was, ook al verkeerde appellante in een moeilijke financiële situatie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.