Uitspraak
A.H.G. Boelen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
30 november 2015.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering per 1 februari 2015 stop te zetten. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat het Uwv bij een nadere beslissing de uitkering had hervat en appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het eerdere besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat appellante een actueel procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat zij schade had geleden door de besluitvorming van het Uwv. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de stopzetting van de uitkering en de uitschrijving van appellante uit de Basisregistratie Personen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.