Uitspraak
OVERWEGINGEN
22 januari 2015 (bestreden besluit) bij gebrek aan belang ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 september 2015 had geoordeeld over de ouderbijdrage voor haar zoon. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op 25 oktober 2014 de ouderbijdrage opnieuw vastgesteld op € 0,00 voor de maanden november en december 2014. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond wegens gebrek aan belang. De rechtbank oordeelde dat de minister het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, wat leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit.
In hoger beroep was de centrale vraag of de rechtbank terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard. Appellante stelde dat haar zoon geen recht kan doen gelden op studiefinanciering vanwege hun familiaire achtergrond en dat zij een verklaring van de minister wenste over haar transparantie in deze kwestie. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante onvoldoende procesbelang had, omdat het besluit van de minister enkel betrekking had op de financiële bijdrage en niet op het recht van haar zoon op studiefinanciering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en dat een formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.