ECLI:NL:CRVB:2017:1441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
15/3355 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering na beoordeling van toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een inwoner van Turkije, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De verzekeringsarts had in zijn rapport voldoende gemotiveerd dat er geen aanwijzingen waren voor een toename van de eerder vastgestelde beperkingen binnen vijf jaar na beëindiging van de Wajong-uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de peildatum voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid 1 augustus 2000 bleef, ondanks de meldingen van toegenomen klachten door de appellant in 2004 en 2012. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toename van beperkingen was aangetoond. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/3355 WWAJ
Datum uitspraak: 14 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 april 2015, 14/6287 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Köse-Albayrak, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2017. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2.
Bij besluit van 30 oktober 2000 heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van
11 februari 2000 tot intrekking met ingang van 1 augustus 2000 van de uitkering van appellant op grond van de toen geldende Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Voorts heeft het Uwv bij besluit van
23 november 2009 gehandhaafd zijn besluit van 7 februari 2008, waarbij is geoordeeld dat er met ingang van 18 augustus 2004 geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
1.3.
Bij uitspraak van 19 maart 2010 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de besluiten op bezwaar van 30 oktober 2000 en van 23 november 2009 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9642, heeft de Raad deze uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.4.
Bij brief van 17 oktober 2012 heeft appellant zich ziek gemeld met toegenomen klachten en het Uwv verzocht hem opnieuw een uitkering toe te kennen. Bij besluit van
19 februari 2014 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Het tegen het besluit van 19 februari 2014 gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van 28 augustus 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv vastgesteld dat er tussen 18 augustus 2004 (de datum die door de Raad is beoordeeld) en 1 augustus 2005 geen toename is van de klachten van appellant welke voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat appellant in 2004 een melding heeft gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid, dat het Uwv in 2008 een afwijzend besluit heeft genomen op deze melding en dit besluit met de uitspraak van de Raad in 2010 onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het standpunt van appellant dat hieruit volgt dat in 2008 en/of in 2010 sprake is van een nieuw toetsmoment, niet kan worden gevolgd. Daarvoor is geen grond in de wet te vinden. De melding in 2004 heeft immers niet geleid tot een toekenning wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. De peildatum blijft dus 1 augustus 2000. Om die reden heeft de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) zijn onderzoek naar toegenomen klachten terecht beperkt tot de periode van augustus 2004 tot augustus 2005, zijnde het resterende tijdvak van de vijf jaar dat nog niet eerder was beoordeeld. Het Uwv heeft de afwijzing van de aanvraag van appellant om een Wajong-uitkering terecht gehandhaafd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw betoogd dat hij tijdig melding heeft gemaakt van een verslechterde gezondheidstoestand en dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn toegenomen klachten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep is in geschil of het Uwv terecht heeft geweigerd om appellant met toepassing van artikel 3:21, eerste lid, onder a, van de Wet Wajong voor een uitkering in aanmerking te brengen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat in het geval van appellant geen sprake is van een toename van de eerder vastgestelde beperkingen binnen vijf jaar na beëindiging van de Wajong-uitkering.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid en op goede gronden geoordeeld dat voor de aanvang van de genoemde termijn niet bepalend is de data waarop eerder afwijzend is beslist op een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar dat de peildatum 1 augustus 2000 blijft. In dit geval dient het onderzoek naar toegenomen klachten daarom beperkt te blijven tot de periode van 18 augustus 2004 (het tijdvak tot die datum is immers reeds eerder door de Raad beoordeeld) tot 1 augustus 2005.
4.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 augustus 2014 voldoende gemotiveerd uiteengezet dat er geen aanwijzingen zijn voor toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak in de periode 18 augustus 2004 tot 1 augustus 2005. De verzekerde klachten van appellant betreffen een auditieve aandoening en beperkingen die samenhangen met zijn lengte van 140 cm. De onderzoeken die in 2007 en 2009 zijn gedaan door deskundigen van het Uwv en de rechtbank zien ook op de periode die nu in geding is. Deze onderzoeken zijn onder meer gericht geweest op de psychische klachten van appellant en op zijn gehoorproblemen. Uit de onderzoeken die in oktober 2013 in Turkije zijn gedaan is gebleken dat met betrekking tot de beperkingen in het gehoor niet of nauwelijks sprake is van progressie. Ook is er geen toe- of afname van medische beperkingen aangetoond die samenhangen met de beperkte lengte van appellant. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er dan ook geen medische feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat er sprake was van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor appellant eerder een uitkering heeft genoten. Wat in hoger beroep is aangevoerd heeft uitsluitend betrekking op de peildatum en geeft inhoudelijk geen aanleiding tot twijfel over de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.4.
De overwegingen 4.1 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet als voorzitter en R.E. Bakker en
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2017.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) J.W.L. van der Loo
IvR