ECLI:NL:CRVB:2017:1411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van bewijs verkregen door onbevoegde controleurs in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van studiefinanciering aan betrokkene door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die op basis van een onderzoek door controleurs een bestuurlijke boete had opgelegd. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de Minister niet had aangetoond dat betrokkene niet woonachtig was op het opgegeven adres.
De Centrale Raad oordeelde dat het onderzoek dat door de controleurs was verricht, niet rechtsgeldig was, omdat deze controleurs niet bevoegd waren om het toezicht uit te voeren. Dit leidde tot de conclusie dat het bewijs dat door hen was verzameld, ontoelaatbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met de verbetering van de gronden waarop deze rustte. De Minister werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die op € 990,- werden begroot, en er werd een griffierecht van € 497,- opgelegd aan de Minister.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van controleurs in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet naleven van deze bevoegdheden voor de toelaatbaarheid van bewijs.