In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Slowaakse burger, had kinderbijslag aangevraagd op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de kinderbijslag geweigerd, omdat zij uitging van de datum van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) als aanvangsdatum van de werkzaamheden van de appellant in Nederland. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb ten onrechte deze datum als uitgangspunt had genomen. De appellant had aangetoond dat hij al vóór de inschrijving bij de KvK werkzaamheden in Nederland had verricht, en dus recht had op kinderbijslag vanaf 1 maart 2015. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van de Svb, en droeg de Svb op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek van de appellant om schadevergoeding werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat er sprake was van discriminatie. De Raad concludeerde dat de Svb en de rechtbank de relevante wetgeving niet correct hadden toegepast met betrekking tot de verzekeringsplicht van de appellant.