Uitspraak
mr. Strijbosch zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
L. den Hartog.
18 januari 2017 heeft het Uwv bij brief van 18 januari 2017 gereageerd, waarna appellante een reactie heeft ingediend.
OVERWEGINGEN
16 juni 2014 en de arbeidsmogelijkheden van appellante neergelegd in Functionele Arbeidsmogelijkheden Lijsten geldend vanaf 28 juli 2011 en vanaf 10 februari 2014. Op basis daarvan heeft een arbeidsdeskundige functies geselecteerd die appellante per 28 juli 2011, onderscheidelijk 16 juni 2014, met haar beperkingen nog zou kunnen vervullen en hierover op 20 juni 2014 gerapporteerd. Omdat appellante met die functies meer zou kunnen verdienen dan met haar eigen werk, heeft het Uwv bij besluit van 24 juni 2014 vastgesteld dat appellante per 28 juli 2011 en per 16 juni 2014 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.
23 mei 2014 aan de verzekeringsarts heeft laten weten dat er bij appellante geen sprake is van COPD, maar van hyperreactiviteit, die goed onder controle is. Wat betreft de gestelde psychische klachten zijn er geen gegevens die erop wijzen dat deze per 28 juli 2011 niet juist zijn ingeschat door de verzekeringsartsen. Appellante heeft geen medische gegevens overgelegd die een ander beeld schetsen van haar gezondheidssituatie per 28 juli 2011 dan de verzekeringsartsen hebben gegeven en doen twijfelen aan de juistheid van de in de FML per die datum opgenomen beperkingen.
R. Aallali van i-psy van 23 mei 2014, waarin is gesteld dat appellante zich bij onderzoek op
21 mei 2014 heeft gepresenteerd met PTSS-klachten en somatoforme klachten en dat als voorlopige diagnose is gesteld: PTSS en een pijnstoornis.
23 mei 2014 slechts een diagnose bevat, maar geen informatie over de gezondheidstoestand van appellante op of rondom 16 juni 2014, terwijl daarnaast onduidelijk is gebleven of appellante op behandelafspraken is verschenen en wat daar naar voren is gekomen. Verder is gewezen op een brief van Aallali van 27 mei 2015, waarin is gesteld dat de behandeling van appellante moeizaam is verlopen en is afgesloten omdat appellante niet kwam opdagen. Over de door appellante overgelegde brief van E. Erkelens van het Leger des Heils van
22 december 2016 is opgemerkt dat die ziet op de situatie vanaf december 2014 en dus niet relevant is voor de situatie op of rond 16 juni 2014.