ECLI:NL:CRVB:2017:1389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs in hoger beroep inzake studiefinanciering en boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van studiefinanciering aan betrokkene door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die betrokkene met ingang van 1 oktober 2012 studiefinanciering had toegekend. Na een onderzoek door controleurs naar de woonsituatie van betrokkene, heeft de minister de studiefinanciering herzien en een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen de boete gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de minister niet had aangetoond dat betrokkene niet op het opgegeven adres woonde. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, specifiek gericht op de opgelegde boete.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het onderzoek dat door de controleurs is verricht, onrechtmatig is, omdat deze controleurs niet bevoegd waren om het toezicht uit te voeren. Hierdoor zijn de bevindingen van het onderzoek als bewijs ontoelaatbaar. De Raad concludeert dat zonder deze bevindingen er onvoldoende feitelijke grondslag is voor het standpunt van de minister, waardoor het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de minister in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 990,-.