ECLI:NL:CRVB:2017:1378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van AWBZ-zorg in het licht van de Zorgverzekeringswet voor appellant met psychiatrische problematiek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1983, heeft een chronische psychiatrische aandoening en is bekend met verslavingsproblematiek. Hij heeft in het verleden zorg ontvangen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar het CIZ heeft hem na 27 juli 2013 niet meer in aanmerking geacht voor AWBZ-zorg, omdat behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet voorliggend zou zijn. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief de medische adviezen van verschillende deskundigen en de behandelend psychiater van de appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in het verleden geïndiceerd is voor begeleiding, maar dat het CIZ heeft geconcludeerd dat de appellant niet voor AWBZ-zorg in aanmerking komt zolang er psychiatrische behandeling mogelijk is. De deskundige H. Zeeman-Teeuwissen heeft in haar rapportage aangegeven dat er mogelijkheden voor behandeling zijn, maar dat de appellant zich onttrekt aan behandeling. De Raad heeft de rapportage van de deskundige als overtuigend beoordeeld en heeft geconcludeerd dat het CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de appellant na 27 juli 2013 niet in aanmerking komt voor AWBZ-zorg.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De Raad heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en de conclusie getrokken dat de appellant niet in aanmerking komt voor de gevraagde zorg op basis van de AWBZ, omdat er alternatieve behandelopties zijn onder de Zorgverzekeringswet.