ECLI:NL:CRVB:2017:1365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van onvoldoende inzicht in financiële situatie en herkomst van kasstortingen
In deze zaak heeft appellant op 7 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. Bij de beoordeling van de aanvraag heeft het college opgemerkt dat appellant kasstortingen op zijn bankrekening had gedaan, maar niet kon aantonen dat deze gelden uit eigen middelen afkomstig waren. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij twee bankrekeningen had, bij ING en ABN AMRO, en dat hij contante opnames deed van zijn ING-rekening om zijn vaste lasten te betalen. Hij stelde dat het verschil tussen de opnames en stortingen ongeveer € 2.000,- bedroeg, wat overeenkomt met de gemiddelde kosten van levensonderhoud voor twee personen volgens het NIBUD.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kasstortingen afkomstig zijn uit eigen middelen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen direct verband was tussen de opnames van de ING-rekening en de stortingen op de ABN AMRO-rekening. Bovendien waren er opnames gedaan in andere plaatsen dan de woonplaats van appellant, waarvoor hij geen afdoende verklaring kon geven. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen, omdat hij niet met objectieve en verifieerbare gegevens kon aantonen dat de gelden van de kasstortingen uit eigen middelen kwamen.