ECLI:NL:CRVB:2015:1707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 15 juni 2010 een uitkering ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante werkzaamheden verrichtte in een bakkerij, heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) een onderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek is vastgesteld dat appellante op verschillende dagen in de bakkerij heeft gewerkt, maar dit niet heeft gemeld bij het college. Appellante verklaarde dat ze niet betaald werd, maar dat ze wel af en toe hielp en in ruil daarvoor brood en sigaretten ontving. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college de bijstand van appellante over een bepaalde periode ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door haar werkzaamheden niet te melden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.