ECLI:NL:CRVB:2017:1341
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van bewijs verkregen door onbevoegde controleurs in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de toekenning van studiefinanciering aan appellante door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had appellante met ingang van 1 januari 2012 studiefinanciering toegekend, maar na een onderzoek door controleurs, die niet bevoegd waren, werd de studiefinanciering herzien. De minister verklaarde appellante vanaf 1 juli 2012 als thuiswonende studerende en legde een bestuurlijke boete op. Appellante ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het onderzoek dat door onbevoegde controleurs is uitgevoerd, niet als bewijs kan worden gebruikt. De Raad heeft vastgesteld dat de controleurs ten tijde van het onderzoek niet werkzaam waren bij de aangewezen instantie, waardoor het bewijs dat zij hebben verzameld als onrechtmatig moet worden beschouwd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit van de minister, dat gebaseerd was op dit bewijs, niet deugde.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard, voor zover het betrekking heeft op de opgelegde boete. Tevens is het besluit van de minister tot herziening van de studiefinanciering vernietigd en is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 maart 2017.