ECLI:NL:CRVB:2017:1322

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
15/7582 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bevorderingsverzoek binnen de politie op basis van beoordelingscriteria

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP binnen de politie. De appellant beschikte niet over een beoordeling die boven de norm lag, wat een vereiste was voor de bevordering. De korpschef had het verzoek om bevordering afgewezen, omdat de beoordeling van de appellant als 'voldoende' was gekwalificeerd en niet als 'ruim voldoende'. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft de processtukken en de beoordeling van de korpschef zorgvuldig bekeken. De appellant had in 2012 verzocht om bevordering, maar zijn functioneren was beoordeeld als voldoende over de periode van 2008 tot 2012. De leidinggevende had in de beoordeling aangegeven dat de appellant niet geschikt was voor doorstroming naar de hogere functie. De korpschef heeft de afwijzing van het bevorderingsverzoek gemotiveerd en de Raad oordeelt dat deze motivering voldoende is.

De Raad concludeert dat de korpschef de bevoegdheid heeft om te bepalen of de beoordeling als 'ruim voldoende' kan worden aangemerkt. De appellant heeft niet aangetoond dat de beoordeling niet op voldoende gronden berust. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7582 AW
Datum uitspraak: 6 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank [D.] van
12 oktober 2015, 14/952 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 15/7568 AW, plaatsgevonden op
13 januari 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kromhout. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.A.C. Theunissen. In de gevoegde zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als medewerker Basispolitiezorg A - ook wel generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) - bij de voormalige politieregio [B.], thans de Eenheid [D.].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is, voor zover hier van belang, als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede de uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming (bevordering).
1.3.
Voor de voormalige korpsen [A, B en C] is het formulier loopbaanbeleid GGP 7 naar 8 in overleg met de (interregionale) ondernemingsraad ontwikkeld (formulier loopbaanbeleid). Op dit formulier geeft de direct leidinggevende aan of de recente beoordeling ‘ruim voldoende’ is, en daarmee als ‘boven de norm’ is te kwalificeren, en geeft hij een advies over de verwachte geschiktheid.
1.4.
Appellant heeft op 13 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Naar aanleiding van dit verzoek is het functioneren van appellant over de periode 1 januari 2008 tot 1 november 2012 beoordeeld als voldoende. Deze beoordeling is bij besluit van 10 december 2012 vastgesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5.
De leidinggevende van appellant heeft op 16 november 2012 op het formulier loopbaanbeleid over de beoordeling vermeld: “Eindbeoordeling: ruim voldoende / nee. Toelichting recente beoordeling in de huidige functie. Medewerker werkt nog op het zelfde niveau als in de beoordeling.” Over de verwachte geschiktheid heeft de leidinggevende vermeld: “Nee. Gezien het huidige functioneren van de medewerker acht ik hem nog niet geschikt om door te groeien naar 8.”
1.6.
Na het voornemen daartoe, waarop appellant zijn zienswijze heeft gegeven, heeft de korpschef bij besluit van 25 april 2013 het verzoek om bevordering afgewezen op de grond dat appellant niet beschikt over een beoordeling boven de norm en de verwachte geschiktheid voor medewerker Basispolitiezorg B (nog) niet aanwezig is. Ook tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.7.
Bij besluit van 10 maart 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen de beoordeling in overeenstemming met het advies van de bezwarencommissie ongegrond verklaard. Wel is de beoordeling met toevoeging van de informatie van de coaches en van het voetbalevenement Oekraïne op 4 maart 2014 opnieuw vastgesteld. Het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om bevordering is ook ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak in hoger beroep bestreden op de hierna te bespreken gronden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De beoordeling
4.1.
Appellant heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef deugdelijk heeft gemotiveerd hoe hij in de beoordeling tot het totaaloordeel ‘voldoende’ is gekomen in plaats van tot ‘ruim voldoende’. Uit het feit dat in de gewijzigde beoordeling staat dat appellant niet ‘uitstekend of boven modaal’ functioneert leidt appellant af dat de korpschef de lat te hoog heeft gelegd en dat geconcludeerd had moeten worden dat zijn beoordeling boven de norm is.
4.2.
Dit betoog slaagt niet. De beoordeling berust, gezien de gegeven toelichting bij de in bezwaar gewijzigd vastgestelde beoordeling, op voldoende gronden. Niet is gebleken dat appellant ‘ruim voldoende’ functioneerde en de korpschef dit ten onrechte niet heeft onderkend.
4.3.
Nu het om een positieve beoordeling gaat is het aan appellant om aannemelijk te maken dat deze beoordeling niet op voldoende gronden berust. De omstandigheid dat de beoordeling niet goed genoeg is voor bevordering van appellant van de functie generalist GGP naar de functie senior GGP, levert geen grond op om de bewijslast hiervan bij het bestuursorgaan te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraken van 30 juli 2015 en 21 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2015:2547 en ECLI:NL:CRVB:2016:2803). Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling niet op voldoende gronden berust.
4.4.
Naar het oordeel van de Raad komt de korpschef voorts de bevoegdheid toe om - nu de beoordelingssystematiek van de voormalige politieregio [B.] daartoe ontoereikend is - aan de hand van het formulier loopbaanbeleid te beoordelen of de beoordeling als ‘ruim voldoende’ ofwel boven de norm kan worden aangemerkt (uitspraak van 21 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2802). Niet gezegd kan worden dat, nu appellant minimaal een ‘voldoende’ of hoger heeft gescoord, het oordeel van de leidinggevende dat de beoordeling niet als ‘ruim voldoende’ is aan te merken op onvoldoende gronden berust.
De afwijzing van het verzoek om bevordering
4.5.
Nu appellant niet beschikt over een beoordeling boven de norm, voldoet hij niet aan de vereisten voor bevordering naar senior GGP, zodat zijn verzoek terecht is afgewezen.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) J. Smolders

HD