ECLI:NL:CRVB:2017:1320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
15/7568 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om bevordering naar senior GGP in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, werkzaam als medewerker Basispolitiezorg A bij de voormalige politieregio B, had verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP. De korpschef van politie had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet beschikte over een beoordeling die boven de norm lag, wat een vereiste was voor bevordering. De appellant had eerder een beoordeling ontvangen die als 'voldoende' was gekwalificeerd, maar niet als 'ruim voldoende'.

De Raad oordeelde dat de korpschef de afwijzing van het verzoek om bevordering deugdelijk had gemotiveerd. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling niet op voldoende gronden berustte. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om te bewijzen dat de beoordeling niet juist was, en dat de korpschef niet verplicht was om de bewijslast te dragen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om aan specifieke beoordelingscriteria te voldoen voor bevordering en de rol van de korpschef in het beoordelingsproces. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7568 AW
Datum uitspraak: 6 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
12 oktober 2015, 14/953 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 15/7582 AW, plaatsgevonden op
13 januari 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kromhout. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.A.C. Theunissen. In de gevoegde zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als medewerker Basispolitiezorg A - ook wel generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) - bij de voormalige politieregio [B.], thans de [D.].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is, voor zover hier van belang, als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede de uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming (bevordering).
1.3.
Voor de voormalige korpsen [A, B, en C] is het formulier loopbaanbeleid GGP 7 naar 8 in overleg met de (interregionale) ondernemingsraad ontwikkeld (formulier loopbaanbeleid). Op dit formulier geeft de direct leidinggevende aan of de recente beoordeling ‘ruim voldoende’ is, en daarmee als ‘boven de norm’ is te kwalificeren, en geeft hij een advies over de verwachte geschiktheid.
1.4.
Appellant heeft op 5 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Naar aanleiding van dit verzoek is het functioneren van appellant over de periode 26 maart 2011 tot 9 januari 2013 beoordeeld als voldoende. Deze beoordeling is bij besluit van 14 januari 2013 vastgesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5.
De leidinggevende van appellant heeft op 9 januari 2013 op het formulier loopbaanbeleid over de beoordeling vermeld: “Eindbeoordeling: ruim voldoende nee. Toelichting recente beoordeling in de huidige functie. Is voldoende voor de huidige functie.” Over de verwachte geschiktheid heeft de leidinggevende vermeld: “Ja, op termijn. Medewerker is in potentie geschikt voor de functie van senior, voor zover het komende jaar invulling wordt gegeven aan het doorontwikkelen van een aantal leerdoelen. Deze zijn:
-Ontwikkelen kwaliteit schriftelijk werk
-Eerder en meer afstand nemen van het incident waardoor een betere helicopterview wordt bereikt. Hierdoor wordt meer effectiviteit in aansturing van overige medewerkers bereikt.
Naar aanleiding van deze beoordeling zal een POP worden opgemaakt. In deze POP worden een aantal specifieke acties benoemd, die in gang worden gezet en al deels in gang zijn gezet. Als de daarin genoemde ontwikkelingen zijn bereikt is de medewerker m.i. geschikt voor de functie van senior.”
1.6.
Na het voornemen daartoe, waarop appellant zijn zienswijze heeft gegeven, heeft de korpschef bij besluit van 25 april 2013 het verzoek om bevordering afgewezen op de grond dat appellant niet beschikt over een beoordeling boven de norm en de verwachte geschiktheid voor medewerker Basispolitiezorg B (nog) niet aanwezig is. Ook tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.7.
Bij besluit van 10 maart 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen de beoordeling in overeenstemming met het advies van de bezwarencommissie gegrond verklaard. De beoordeling is opnieuw vastgesteld op de onderdelen schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, kwantiteit en kwaliteit en uit het formulier loopbaanbeleid is het leerdoel ontwikkelen kwaliteit schriftelijk werk verwijderd. Het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om bevordering is ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak bestreden op de hierna te bespreken gronden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De beoordeling
4.1.
Appellant heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef deugdelijk heeft gemotiveerd hoe hij in de beoordeling tot het totaaloordeel ‘voldoende’ is gekomen in plaats van tot ‘ruim voldoende’. Uit het feit dat in het bestreden besluit het woord ‘goed’ is gebruikt, dat beter is dan ‘voldoende’, leidt appellant af dat zijn beoordeling boven de norm is.
4.2.
Dit betoog slaagt niet. De beoordeling berust, gezien de gegeven toelichting bij de in bezwaar gewijzigd vastgestelde beoordeling en de nadere toelichtingen van leidinggevende Z van 6 maart 2013 en 12 maart 2013, op voldoende gronden. Verder is het woord ‘goed’ in het bestreden besluit niet gebruikt om een score voor de beoordeling aan te duiden.
4.3.
Nu het om een positieve beoordeling gaat, is het aan appellant om aannemelijk te maken dat deze beoordeling niet op voldoende gronden berust. De omstandigheid dat de beoordeling niet goed genoeg is voor bevordering van appellant van de functie generalist GGP naar de functie senior GGP, levert geen grond op om de bewijslast hiervan bij het bestuursorgaan te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Raad van 30 juli 2015 en 21 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2015:2547 en ECLI:NL:CRVB:2016:2803). Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling niet op voldoende gronden berust.
De afwijzing van het verzoek om bevordering
4.4.
Nu appellant niet beschikt over een beoordeling boven de norm, voldoet hij niet aan een van de vereisten voor bevordering naar senior GGP, zodat zijn verzoek daartoe terecht is afgewezen.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) J. Smolders

HD