ECLI:NL:CRVB:2017:1315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 19 februari 2016 het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond had verklaard. Het bestreden besluit betrof de toekenning van de LFNP-functie van Medewerker Intake & Service aan appellante, waarbij het bezwaar tegen dit besluit ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2017 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de zitting op 23 februari 2017 heeft de gemachtigde van appellante de beroepsgronden met betrekking tot het bestreden besluit laten vallen, maar heeft zij volgehouden dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld over haar verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft deze beroepsgrond gegrond verklaard en heeft de overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld op bijna een maand. De Raad heeft daarbij de omstandigheden van de zaak in aanmerking genomen, waaronder de ingewikkeldheid van de zaak en de behandeling door het bestuursorgaan en de rechter.
De Raad heeft besloten dat de korpschef aansprakelijk is voor de schadevergoeding van € 500,- wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de Raad de korpschef veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante in hoger beroep, die zijn begroot op € 990,-. Tevens is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 251,- aan appellante wordt terugbetaald. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze niet op het verzoek om schadevergoeding heeft beslist.