ECLI:NL:CRVB:2017:1278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening en terugvordering van onterecht verstrekte bijstand op basis van niet gemelde bankstortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en hebben in 2015 bedragen op hun bankrekening gestort die zij niet hebben gemeld aan het college. Het college heeft daarop de bijstand herzien en teruggevorderd. Appellanten stellen dat de gestorte bedragen bedoeld waren voor het aflossen van huurschuld en dat zij deze niet vrijelijk konden besteden. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gestorte bedragen wel degelijk als middelen moeten worden aangemerkt en dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij deze niet konden gebruiken voor hun levensonderhoud. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld. De Raad wijst erop dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door de stortingen niet te melden. De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met J.M.M. van Dalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2017.