ECLI:NL:CRVB:2017:1250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening aan inwonende zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), woont samen met zijn vader. Het college van burgemeester en wethouders van Oss heeft de bijstandsuitkering van de appellant vastgesteld op 50% van de norm voor gehuwden, met toepassing van de kostendelersnorm. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat hij mantelzorger is voor zijn vader en dat hij hierdoor in financiële problemen verkeert.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 21 februari 2017 was de appellant niet aanwezig, maar het college was vertegenwoordigd. De Raad heeft vastgesteld dat de kostendelersnorm, ingevoerd per 1 januari 2015, van toepassing is en dat deze norm rekening houdt met de voordelen van het delen van kosten in een gezamenlijke woning. De Raad heeft overwogen dat de redenen voor het delen van de woning, zoals mantelzorg, niet relevant zijn voor de toepassing van de kostendelersnorm.
De Raad heeft geconcludeerd dat het college de kostendelersnorm terecht heeft toegepast en dat er geen grond is voor afwijking van deze norm. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 april 2017.