ECLI:NL:CRVB:2017:1239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en schadevergoeding in het kader van re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de loonsanctie die aan de werkgeefster was opgelegd door het Uwv terecht is bekort, omdat de werkgeefster haar tekortkomingen in de re-integratieverplichtingen heeft hersteld. Appellant, die als bedrijfsverzorger werkte, was uitgevallen door knie- en armklachten na een bedrijfsongeval. Hij had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, waarna het Uwv vaststelde dat de werkgeefster niet aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan. Na bezwaar van de werkgeefster werd de loonsanctie bekort, wat appellant niet kon tegenhouden met zijn hoger beroep. De Raad concludeert dat de werkgeefster voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv zijn besluit voldoende had gemotiveerd. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de rechtmatigheid van het bestreden besluit is vastgesteld. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.