ECLI:NL:CRVB:2017:1214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die eerder als opleidingsassistent werkte, meldde zich ziek met handklachten door artrose en later fibromyalgie. Het Uwv heeft na medisch onderzoek vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor een uitkering, omdat zij per 17 juni 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in bezwaar aangevoerd dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat en dat zij niet geschikt is voor de aangeboden functies. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordeling van het Uwv heeft onderschreven. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden gehandhaafd, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.