ECLI:NL:CRVB:2013:2590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.T.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2013, met zaaknummer 12-3406 WIA-T, wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante besproken. Appellante, die sinds 1 mei 2000 als schoonmaakster werkzaam was, is op 26 februari 2009 uitgevallen door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante per 24 februari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen dit besluit. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellante tegen het Uwv-besluit ongegrond verklaard, maar appellante is in hoger beroep gegaan.
De Raad oordeelt dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperking voor concentratie niet adequaat is verwerkt in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad concludeert dat het bestreden besluit van het Uwv onzorgvuldig is voorbereid en niet voldoende gemotiveerd. De Raad heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd, maar dat de FML niet in lijn is met de bevindingen van de verzekeringsarts. Dit gebrek in de FML maakt het onmogelijk om te beoordelen of de belastende factoren van de geduide functies overeenkomen met de belastbaarheid van appellante.
De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 8 september 2011 te herstellen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en J.T.T. van den Corput en J.S. van der Kolk als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 november 2013.