ECLI:NL:CRVB:2017:1205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking met terugwerkende kracht en terugvordering WW-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van een WW-uitkering en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen aan appellante, die een gefingeerd dienstverband had bij [naam B.V. 2]. De appellante had een arbeidsovereenkomst getekend met [naam B.V. 1] en later met [naam B.V. 2], maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat deze overeenkomst vals was. De appellante had zich ziek gemeld en ontving een WW-uitkering, maar het Uwv stelde vast dat zij niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij ten onrechte uitkeringen ontving, en dat er geen dringende redenen waren om af te zien van terugvordering. De uitspraak benadrukt het belang van de erkenning van de gefingeerde dienstbetrekking door appellante en de gevolgen daarvan voor haar uitkeringen.