In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een vreemdeling die tijdelijk opvang ontving via het ASKV en leefgeld van € 225,- per maand. Appellante had verzocht om voortzetting van deze opvang, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigerde dit op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank Amsterdam had eerder uitspraak gedaan over de niet-tijdige beslissing op de aanvraag van appellante, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte tweemaal het beroep niet tijdig beslissen heeft beoordeeld. De Raad stelt vast dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak al had geoordeeld dat appellante geen recht had op Wmo-opvang en dat de geboden opvang onverplicht was. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de zaak met kenmerk 14/5338 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor de zaak met kenmerk 15/2918. De Raad concludeert dat het beroep tegen het besluit van 11 februari 2015 ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.