ECLI:NL:CRVB:2017:1196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatschappelijke opvang op grond van de Wmo en het koppelingsbeginsel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had op 28 februari 2014 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college had op 24 november 2014 een bijdrage van € 450,- per maand toegekend, maar weigerde deze te verhogen. De rechtbank oordeelde dat er geen schending was van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat het college onverplicht een bijdrage had verstrekt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad overweegt dat, zelfs als het college verplicht zou zijn om maatschappelijke opvang te verstrekken, het bedrag van € 450,- per maand in ieder geval toereikend is. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 25 juli 2012, waarin een vergelijkbare situatie werd behandeld. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.