Uitspraak
OVERWEGINGEN
Immers, artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kan meebrengen dat een vreemdeling als appellant toch in aanmerking komt voor opvang.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had een verzoek ingediend voor opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden had dit verzoek afgewezen op grond van het koppelingsbeginsel in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar het college handhaafde zijn besluit in een daaropvolgend besluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit bestreden besluit ongegrond, wat de appellant tot hoger beroep leidde.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van de appellant, dat hij recht heeft op een basisvoorziening, onbegrijpelijk was, aangezien de rechtbank in de eerdere uitspraak niet tot dat oordeel was gekomen. De Raad bevestigde dat de appellant niet als vreemdeling in de zin van de Wmo 2015 kan worden aangemerkt en dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet leidt tot een aanspraak op opvang op basis van de Wmo. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.