ECLI:NL:CRVB:2017:114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
15/995 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar de LFNP-functie van Docent B in het kader van ambtenarenrecht

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2017, gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent B, gewaardeerd in salarisschaal 9. Appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, betoogde dat de omstandigheden die hij naar voren bracht, leidden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad oordeelde echter dat het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat er geen sprake was van een bijzondere situatie die een uitzondering rechtvaardigde.

De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de transponeringstabel, hoewel niet als algemeen verbindend voorschrift aangemerkt, wel als grondslag voor besluitvorming mag dienen. Appellant stelde dat hij niet over de benodigde bevoegdheden beschikte om zijn werkzaamheden uit te voeren, maar de Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet tot een onbillijkheid leidden. De Raad bevestigde dat de overgang naar het LFNP geen negatieve gevolgen voor de ambtenaar zou hebben, zoals vastgelegd in de regelgeving.

Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/995 AW
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 december 2014, 14/4906 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft P.J. van Haastert hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Docent B (MBO), met als specifieke werkzaamheid (taakaccent) ‘Rijtaken’, salarisschaal 9.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft het college ten aanzien van appellant met ingang van
1 januari 2012 besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent B, met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 28 mei 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor zover appellant betoogt dat de rechtbank de bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), de transponeringstabel, ten onrechte heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en dat deze niet als grondslag voor het bestreden besluit had mogen dienen, slaagt dit betoog niet. Verwezen wordt naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550. Het overwogene in die uitspraak in aanmerking genomen, stelt appellant op zichzelf beschouwd terecht dat de transponeringstabel het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, maar dat neemt niet weg dat de tabel als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij het college in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij in de gematchte LFNP-functie van Docent B niet (langer) beschikt over de (executieve) bevoegdheden om zijn oorspronkelijke werkzaamheden te verrichten en in het publieke domein les te geven. Ook het afnemen van examens is daardoor onmogelijk. De gedingstukken laten zien dat ook het college worstelt met de matchingsresultaten. Door de omgegrondverklaring van zijn beroep wordt het bevoegd gezag niet aangespoord om in het kader van de personele reorganisatie daadwerkelijk een oplossing te bedenken voor de ontstane situatie. Dit een en ander rechtvaardigt toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling, aldus appellant.
4.2.2.
Dit betoog slaagt niet. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
4.2.3.
Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Voor zover appellant zich beroept op een verschraling van zijn taken en verantwoordelijkheden leidt dit niet tot een ander oordeel. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling. De Raad verwijst naar de meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550.
4.2.4.
Daarbij komt dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat. De Raad tekent overigens nog aan dat - zoals ook is vermeld in de toelichting op artikel 8 van de Regeling - in artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie is vastgelegd dat geen enkele ambtenaar er door de invoering van het LFNP in salaris op achteruit gaat. De voor de ambtenaar geldende salarisschaal en de vooruitzichten in die schaal blijven gegarandeerd, alsmede de rang van de ambtenaar, aldus de toelichting. Ook de executieve status van de ambtenaar is volgens die toelichting gewaarborgd. Verwezen wordt in dat verband naar artikel 99i, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. Er is dan ook geen grond om aan te nemen dat appellant negatieve (financiële) gevolgen zal ondervinden van het bestreden besluit (vergelijk de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3173).
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.W.J. Hospel

HD