ECLI:NL:CRVB:2017:1109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na opschorting; onterecht toepassing gegeven aan artikel 8:86 Awb
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar bijstandsverlening. De intrekking volgde na een opschorting van de bijstand, omdat appellante niet was verschenen op oproepen voor gesprekken met handhavingsmedewerkers. De Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte toepassing had gegeven aan artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat appellante niet de gelegenheid had gekregen om haar gronden in te dienen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam in de proceskosten van appellante. De Raad oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld, ondanks de kwetsbaarheid van appellante, en dat de termijn voor de oproepen niet onredelijk kort was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van appellanten in het kader van communicatie met handhavingsinstanties en de gevolgen van het niet opvolgen van oproepen.