ECLI:NL:CRVB:2017:1094

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
16/6069 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen besluit Uwv na tegemoetkoming

Op 8 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een besluit van het Uwv van 17 augustus 2016, waarbij appellant in aanmerking werd gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) met een maatregel van 50% wegens verminderde verwijtbaarheid. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 13 juli 2013, waarin betaling van ziekengeld werd geweigerd. De Raad had in een eerdere uitspraak van 20 juli 2016 het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Het Uwv heeft dit gedaan, maar appellant heeft aangegeven dat het Uwv met het nadere besluit volledig tegemoet is gekomen aan zijn bezwaar. Hierdoor ontbrak procesbelang voor het beroep tegen het bestreden besluit.

De Raad overweegt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het nadere besluit niet in geding is betrokken. Tevens is er geen bijzondere omstandigheid die een uitzondering rechtvaardigt op het uitgangspunt dat bij een tegemoetkoming door het bestuursorgaan in beginsel een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 495,- voor de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/6069 ZW, 17/745 ZW
Datum uitspraak: 8 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 17 augustus 2016
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 20 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2845, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 maart 2015, 14/1628, vernietigd, het beroep tegen het besluit van 24 januari 2014 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Het Uwv heeft op 17 augustus 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen
(bestreden besluit).
Namens appellant heeft mr. E.S. Lassche, advocaat, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Op 10 januari 2017 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar (nader besluit) genomen.
Beide partijen hebben de Raad toestemming verleend om een zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 13 juli 2013 heeft het Uwv betaling van ziekengeld aan appellant geweigerd op de grond dat hij een onnodig beroep doet op de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 24 januari 2014 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard en zijn opvatting gehandhaafd dat appellant een benadelingshandeling heeft gepleegd.
1.2.
Ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 20 juli 2016 heeft het Uwv bij het bestreden besluit appellant met ingang van 23 januari 2012 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de ZW en met toepassing van een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag wegens verminderde verwijtbaarheid de uitkering bepaald op € 31,16 per dag.
1.3.
Met het nadere besluit heeft het Uwv de maatregel gewijzigd in 15% van het uitkeringsbedrag en de uitkering per 20 januari 2012 bepaald op € 47,93 per dag.
1.4.
Appellant heeft te kennen gegeven dat het Uwv met het nadere besluit volledig tegemoet is gekomen aan zijn bezwaar.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Uit 1.4 volgt dat het beroep niet op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb wordt geacht mede te zijn gericht tegen het nader besluit. Het nadere besluit wordt dus niet in het geding betrokken. Het beroep tegen het bestreden besluit zal wegens het ontbreken van enig resterend procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2.
Van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan een uitzondering moet worden gemaakt op het uitgangspunt dat bij een tegemoetkomen door het bestuursorgaan in beginsel een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken, is niet gebleken.
2.3.
Het feit dat het Uwv appellant na het instellen van beroep tegemoet is gekomen, geeft dan ook aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 495,- voor de in beroep verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2016 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 495,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2017.
(getekend) M. Greebe
(getekend) I.G.A.H. Toma
IvR