ECLI:NL:CRVB:2017:1028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bewijsuitsluiting bij onbevoegd onderzoek naar studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de studiefinanciering van appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was herzien op basis van een onderzoek naar haar woonsituatie. Dit onderzoek was uitgevoerd door controleurs die niet bevoegd waren, wat leidde tot de vraag of het verzamelde bewijs als geldig kon worden beschouwd.
De minister had appellante met ingang van 1 mei 2013 studiefinanciering toegekend, maar na het onderzoek op 4 september 2013 werd appellante als thuiswonende studerende aangemerkt, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering. Appellante ging in beroep tegen deze herziening en de opgelegde bestuurlijke boete. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het onderzoek door de controleurs onrechtmatig was, omdat zij niet bevoegd waren om het toezicht uit te voeren. Hierdoor was het bewijs dat tijdens het onderzoek was verzameld niet toelaatbaar. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond. De besluiten van de minister werden herroepen wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.980,- bedroegen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van controleurs bij het uitvoeren van onderzoeken en de gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs voor bestuursrechtelijke besluiten.