ECLI:NL:CRVB:2016:93
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage Zorginstituut Nederland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in Duitsland woont en een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). Het Zorginstituut Nederland, als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen (Cvz), heeft appellant aangemerkt als verdragsgerechtigde, wat hem recht geeft op zorg in Duitsland ten laste van Nederland. Appellant is verplicht om een buitenlandbijdrage te betalen, die door het Zorginstituut is vastgesteld op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De appellant heeft in hoger beroep de besluiten van het Zorginstituut betwist, die zijn bezwaren tegen de vastgestelde buitenlandbijdragen niet-ontvankelijk hebben verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de beroepen van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd en dat de rechtbank de eerdere besluiten van het Zorginstituut terecht heeft bekrachtigd.
De Raad concludeert dat de Zvw dwingende regels bevat die het Zorginstituut niet de mogelijkheid bieden om de buitenlandbijdrage te matigen of kwijt te schelden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.