ECLI:NL:CRVB:2013:1687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buitenlandbijdrage onder de Zorgverzekeringswet voor een appellant woonachtig in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die in Spanje woont en een pensioen ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) en van Stichting Pensioenfonds ABP. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar tegen de definitieve jaarafrekening van de buitenlandbijdrage over 2009 door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) ongegrond werd verklaard. De buitenlandbijdrage is vastgesteld op € 1.154,22, waarvan nog € 496,22 door de appellant moet worden betaald. De appellant heeft aangevoerd dat hij, gezien zijn leeftijd van 80 jaar en zijn inkomen van € 658,- per maand, niet in staat is deze bijdrage te voldoen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de daarop gebaseerde Regeling Zorgverzekering dwingendrechtelijk zijn. Dit betekent dat het Cvz niet kan afwijken van de regels die zijn vastgesteld in de wet, ook niet op basis van de persoonlijke omstandigheden van de appellant. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheid is voor het Cvz om de buitenlandbijdrage te matigen of kwijt te schelden. De argumenten van de appellant zijn niet voldoende om tot een ander oordeel te komen dan dat van de rechtbank.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 augustus 2013, door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier.