ECLI:NL:CRVB:2016:910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens verstoorde arbeidsrelatie na reorganisatie en de gevolgen van een ingediend werkstuk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland met betrekking tot zijn ontslag na een reorganisatie. Appellant was werkzaam bij [naam bedrijf] als chef personeelsadministratie, maar zijn functie werd per 1 mei 2012 opgeheven. Hij werd boventallig verklaard en kreeg per 1 november 2013 ontslag vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. Deze verstoring werd mede veroorzaakt door een werkstuk dat appellant indiende, waarin hij zijn visie op de organisatie en de reorganisatie uiteenzette. De toon en inhoud van dit werkstuk werden door het dagelijks bestuur als onacceptabel ervaren, wat leidde tot de conclusie dat voortzetting van het dienstverband niet mogelijk was.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het dagelijks bestuur bevoegd was om appellant te ontslaan op basis van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Arnhem (AGA), omdat er sprake was van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn werkstuk enkel op feiten was gebaseerd, maar de Raad oordeelde dat de inhoud en toon van het werkstuk niet als zakelijke weergave van relevante feiten konden worden beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep tegen de eerste uitspraak niet-ontvankelijk wegens het vervallen van procesbelang.
De uitspraak benadrukt het belang van een zakelijke communicatie in de arbeidsrelatie en de gevolgen van een verstoorde arbeidsverhouding voor de voortzetting van een dienstverband. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur in redelijkheid niet kon worden gevergd om het dienstverband met appellant voort te zetten, gezien zijn uitlatingen en de ontstane situatie.