ECLI:NL:CRVB:2016:884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlaging op basis van verhuisinformatie van de zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten, een echtpaar dat sinds 15 december 2008 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Dit bestuur had op 4 juli 2013 een verlaging van 10% op de bijstand van appellanten doorgevoerd, omdat hun zoon volgens het bestuur per die datum niet meer bij hen inwoonde.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat hun zoon al op 1 juni 2013 was verhuisd en dat de verlaging van de bijstand met ingang van die datum ongedaan gemaakt moest worden. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten met de in hoger beroep overgelegde gegevens aannemelijk hebben gemaakt dat hun zoon inderdaad eerder was verhuisd. Hierdoor heeft de Raad besloten dat de verlaging van de bijstand met 10% met ingang van 1 juni 2013 ongedaan gemaakt moest worden.
De Raad heeft echter ook geoordeeld dat de brieven van 30 en 31 juli 2013, waarin appellanten om nadere informatie vroegen, niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het bezwaar tegen het besluit van 4 juli 2013 ongegrond was verklaard en heeft zelf in de zaak voorzien door het besluit van 4 juli 2013 te herroepen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, omdat appellanten de relevante informatie pas in hoger beroep hebben overgelegd.