ECLI:NL:CRVB:2016:868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op loongerelateerde WGA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv, waarbij hem geen recht op een loongerelateerde WGA-uitkering is toegekend. Appellant, die sinds 17 mei 2010 arbeidsongeschikt is door diverse lichamelijke en psychische klachten, had eerder een Ziektewet-uitkering die in 2011 werd ingetrokken. Na een herziening in 2013 werd de Ziektewet-uitkering hersteld. In juni 2013 vroeg appellant een WIA-uitkering aan, maar het Uwv concludeerde dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, waardoor hij geen recht had op de WGA-uitkering. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat de geselecteerde functies zijn belastbaarheid overschreden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende gemotiveerd hadden waarom de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) recht deden aan de klachten van appellant. Appellant had geen medische gegevens overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen konden onderbouwen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies niet de belastbaarheid van appellant overschreden en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.