ECLI:NL:CRVB:2016:863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging WGA-uitkering na medisch onderzoek en herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die als schoonmaakster werkte, meldde zich in 2006 ziek vanwege psychische klachten na het overlijden van haar stiefzoon. In 2008 kreeg zij een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na verschillende herbeoordelingen concludeerde het Uwv dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen. In 2012 werd haar uitkering omgezet naar een WGA-vervolguitkering, maar in 2012 werd haar medegedeeld dat zij geen recht meer had op een WGA-uitkering. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit op een zorgvuldig medisch onderzoek berustte. De Raad onderschreef de bevindingen van de verzekeringsarts en de psychiater, die concludeerden dat appellante geen ernstige psychiatrische ziekte had en dat haar klachten niet consistent waren. De Raad vond geen aanleiding voor een medisch deskundigenonderzoek en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de belasting van de voor appellante geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschreed en dat er geen aanknopingspunten waren voor een ander oordeel.