ECLI:NL:CRVB:2016:800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker, die als poedercoater werkte, was sinds 19 juli 2012 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en geen recht had op een WIA-uitkering. Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, ook in het licht van informatie van zijn behandelend psychiater.
In de procedure heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 16 februari 2016 behandeld. De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van verzoeker niet waren onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft deze oordelen bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de verzekeringsartsen van het Uwv alle relevante informatie in hun beoordeling hadden betrokken. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv en dat de geduide functies medisch geschikt waren voor verzoeker.
De Raad heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 maart 2016.