ECLI:NL:CRVB:2016:733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onvoldoende informatie over financiële situatie echtgenote
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die in Nederland woonde, had een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond, omdat de appellant niet voldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie en die van zijn echtgenote, met wie hij nog steeds getrouwd was, maar naar eigen zeggen duurzaam gescheiden leefde.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De appellant had in de periode van zijn aanvraag nog steeds financiële banden met zijn echtgenote, en zijn vertrek naar Nederland was niet het gevolg van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet alle gevraagde financiële gegevens te verstrekken, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad benadrukte dat de financiële situatie van de echtgenote van de appellant van belang was voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag, en dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen om volledige en correcte informatie te verstrekken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M. Hillen als voorzitter, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.