ECLI:NL:CRVB:2016:715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Zorgkantoor tot vaststelling en terugvordering van persoonsgebonden budget
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor zorg op grond van de Regeling subsidies AWBZ. Het Zorgkantoor had dit pgb vastgesteld op € 8.018,24, maar later teruggevorderd omdat appellant niet aan zijn verantwoordingsplicht had voldaan. De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb te verlagen en het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de verlening van het pgb waren verbonden, zoals het indienen van declaraties en het sluiten van overeenkomsten met zorgverleners. De Raad benadrukte dat het Zorgkantoor de discretionaire bevoegdheid heeft om pgb's lager vast te stellen, mits dit gebeurt met inachtneming van de belangen van de ontvanger. De omstandigheden die appellant aanvoerde, waren niet voldoende om te concluderen dat het Zorgkantoor niet redelijkerwijs tot terugvordering had kunnen overgaan. De uitspraak werd gedaan op 2 maart 2016.