ECLI:NL:CRVB:2016:712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie voor zorg op basis van de AWBZ voor appellant met het syndroom van Down
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren in 2009 met het syndroom van Down, tegen een besluit van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) betreffende de indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant had een indicatie voor Behandeling Groep en Behandeling Individueel, maar verzocht om uitbreiding met Begeleiding Groep en Begeleiding Individueel vanwege zijn gedragsproblemen. CIZ heeft dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de benodigde zorg onder de functie Behandeling valt.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch advies van de medisch adviseur van CIZ zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de juistheid van dit advies te twijfelen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek door CIZ onzorgvuldig was en dat zijn zorgbehoefte niet correct was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeert dat het advies van de medisch adviseur op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de indicatie voor Behandeling Individueel voldoende is om de zorgbehoefte van appellant te dekken. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad benadrukt dat CIZ in contact had kunnen treden met de ouders van appellant om samen naar oplossingen te zoeken, maar dit heeft geen invloed op de rechtmatigheid van het besluit.