ECLI:NL:CRVB:2016:711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor wegens niet-naleving verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellante, geboren in 1981, had een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen. Echter, het Zorgkantoor had op 5 oktober 2011 de verlening van het pgb ingetrokken omdat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen om het pgb te verantwoorden. In 2014 heeft appellante een nieuwe aanvraag ingediend voor een pgb, maar deze werd afgewezen door het Zorgkantoor, dat zich beriep op de eerdere niet-naleving van verplichtingen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het intrekkingsbesluit van 2011 in rechte vaststond. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de fouten in de administratie niet aan haar konden worden verweten en dat zorg in natura geen optie was, omdat zij zorg van derden niet toestaat. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet met objectieve medische gegevens heeft aangetoond dat het voor haar onmogelijk was om zorg te ontvangen van iemand anders dan haar moeder.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Zorgkantoor terecht de aanvraag voor een pgb heeft afgewezen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.