Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die als elektromonteur werkte, had zich op 8 november 2007 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv had in 2009 vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een medisch en arbeidskundig onderzoek in 2013 concludeerde het Uwv dat appellant per 20 februari 2014 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Limburg verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de visie van zijn behandelend psychotherapeut. De Raad beoordeelde de argumenten van appellant en de medische rapporten die waren ingediend. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de relevante informatie had meegewogen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van de verzekeringsarts zou ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant per 20 februari 2014 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De Raad wees ook het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.