ECLI:NL:CRVB:2016:603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlaging en recidive in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de bijstandsverlening aan betrokkene, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, had een maatregel opgelegd aan betrokkene wegens het niet verschijnen op een informatiebijeenkomst voor een werkaanbod, wat volgens appellant verwijtbaar was. Betrokkene had zich afgemeld voor de bijeenkomst omdat hij al een afspraak had met zijn maatschappelijk werker. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van appellant vernietigd, omdat er volgens de rechtbank geen sprake was van recidive.
In hoger beroep heeft de Raad de gronden van het incidenteel hoger beroep van betrokkene besproken. De Raad oordeelde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was de bijeenkomst bij te wonen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat betrokkene ernstig verwijtbaar had gehandeld door niet op de bijeenkomst te verschijnen. De Raad concludeerde dat er wel degelijk sprake was van recidive, omdat betrokkene zich binnen de recidiveperiode opnieuw schuldig had gemaakt aan een verwijtbare gedraging. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze bepaalde dat de bijstand van betrokkene gedurende de maand mei 2013 met 100% werd verlaagd. In plaats daarvan heeft de Raad de verlaging vastgesteld op 50% voor de duur van een maand. Tevens is appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 992,-.