ECLI:NL:CRVB:2016:601

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
14/4787 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 16 oktober 2001 gehuwd is met S. Appellante ontving tot 1 maart 2010 bijstand als gehuwde, maar vanaf die datum als alleenstaande ouder. Na een melding dat appellante zwanger was van S, heeft de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Op basis van dit onderzoek heeft het college de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij volgens het college een gezamenlijke huishouding voerde met S. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van haar bezwaren door het college, maar met een gewijzigde intrekkingsdatum.

De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor een deel, maar het college heeft in hoger beroep de intrekking van de bijstand vanaf 15 maart 2013 in stand gelaten. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij vanaf die datum wel degelijk duurzaam gescheiden leefde van S. De Raad heeft geoordeeld dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard, waarbij de besluiten van het college zijn herroepen. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellante.

Uitspraak

14/4787 WWB, 15/7909 WWB
Datum uitspraak: 23 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2014, 14/1878 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. Orhan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het college op 3 oktober 2014 een nieuw besluit (nader besluit) genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft op 12 januari 2016 plaatsgevonden. Namens appellante is verschenen mr. Orhan. Het college is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is sinds 16 oktober 2001 gehuwd met [naam] (S). Tot 1 maart 2010 ontvingen appellante en S bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Vanaf 1 maart 2010 ontving appellante bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Op 9 december 2010 is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is niet ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
1.2.
Naar aanleiding van een melding van appellante op 13 juni 2013 dat zij tien weken zwanger is en dat S de vader is, heeft het Team Handhaving Sociale Zekerheid van de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. In het kader van dit onderzoek heeft onder meer dossieronderzoek plaatsgevonden, zijn gegevens opgevraagd bij diverse instanties en bij appellante, heeft op 26 augustus 2013 een gesprek plaatsgevonden met appellante en zijn waarnemingen/observaties gedaan. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in een rapport van 2 september 2013.
1.3.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek heeft het college bij besluit van
18 september 2013 de bijstand van appellante met ingang van 1 maart 2010 ingetrokken op de grond dat zij een gezamenlijke huishouding voert met S. Bij besluit van 25 september 2013 heeft het college de over de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 augustus 2013 gemaakte kosten van bijstand van appellante teruggevorderd tot een bedrag van € 54.794,45. S is daarbij voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk gesteld.
1.4.
Bij besluit van 23 januari 2014 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellante en S tegen de besluiten van 18 en 25 september 2013 gedeeltelijk gegrond verklaard, de datum van intrekking van de bijstand gewijzigd naar 1 februari 2013, de periode waarover de teveel verstrekte bijstand wordt teruggevorderd vastgesteld van 1 februari 2013 tot en met 31 augustus 2013 en het terugvorderingsbedrag verlaagd naar € 9.443,41 bruto. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante vanaf
1 februari 2013 niet duurzaam gescheiden leefde van S.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met beslissingen over proceskosten en griffierecht, het beroep van appellante en S tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover dit ziet op de intrekking en terugvordering over de periode van 1 februari 2013 tot en met 14 maart 2013 en de besluiten van 18 en 25 september 2013 in zoverre herroepen. Voor de periode vanaf 15 maart 2013 heeft de rechtbank het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft hierbij doorslaggevende betekenis toegekend aan de omstandigheid dat uit de in 1.2 bedoelde melding op 13 juni 2013 blijkt dat het gezamenlijk kind van appellante en S omstreeks 15 maart 2013 moet zijn verwekt.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante bestrijdt, kort gezegd, dat zij vanaf 15 maart 2013 niet langer duurzaam gescheiden leefde van S, zodat haar ten onrechte wordt tegengeworpen dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden.
4. Bij het nader besluit heeft het college het bedrag van de terugvordering van de over de periode van 15 maart 2013 tot en met 31 augustus 2013 gemaakte kosten van bijstand vastgesteld op € 8.021,58.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Het nader besluit wordt, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede in de beoordeling betrokken.
5.2.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 15 maart 2013 tot en met 18 september 2013, de datum van het intrekkingsbesluit.
5.3.
Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
5.4.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellante in de te beoordelen periode niet duurzaam gescheiden leefde van S en om die reden niet als ongehuwd in de zin van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de WWB moest worden aangemerkt.
5.5.
Ingevolge deze bepaling wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 30 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6538) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten eerst sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld.
5.6.
Vaststaat dat appellante en S in de te beoordelen periode gehuwd waren. Zij hielden weliswaar gescheiden woningen aan, maar het huwelijk was niet ontbonden door een rechtsgeldige inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
5.7.
Het standpunt van het college dat geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, is gebaseerd op de verklaring van 5 oktober 2013 van de huisarts van appellante, op de verklaring van appellante van 26 augustus 2013, op de niet ingeschreven echtscheiding, waaruit volgens het college blijkt dat appellante niet de intentie heeft gehad om daadwerkelijk te scheiden, en op de zwangerschap van appellante.
5.8.
Met appellante wordt geoordeeld dat deze feiten en omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat in de te beoordelen periode geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Zoals ook de rechtbank al heeft overwogen, blijkt uit de verklaring van de huisarts van appellante niet meer dan dat in mei 2012 de getroffen omgangsregeling van S met hun dochter op gang was gekomen en dat de communicatie tussen appellante en S aan de beterende hand was. Uit de verklaring van appellante van 26 augustus 2013 blijkt weliswaar dat S sedert april/mei 2013 drie tot vier keer in de week bij appellante kwam, maar dat was vooral voor hun gezamenlijke dochter en om praktische zaken te bespreken met het oog op de komst van het nieuwe kind. Uit deze feiten en omstandigheden kan niet meer worden afgeleid dan dat S nog een zekere rol speelde in de opvoeding van de gezamenlijke dochter van appellante en S. Van gezamenlijke activiteiten van appellante en S in de te beoordelen periode, anders dan de opvoeding van hun kind, is niet gebleken. Het college wordt niet gevolgd in de stelling dat uit het feit dat de echtscheiding niet is ingeschreven in het register van de burgerlijke stand, kan worden afgeleid dat appellante niet het voornemen had te scheiden. Uit de verklaring van appellante van 26 augustus 2013 blijkt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij niet alleen gescheiden was, maar dat het huwelijk ook volgens de islam ontbonden was. De zwangerschap maakt niet dat vanaf 15 maart 2013 geen sprake meer was van een situatie van niet duurzaam gescheiden leven.
5.9.
Uit 5.8 volgt dat het bestreden besluit, ook voor zover het betreft de intrekking van de bijstand vanaf 15 maart 2013, niet zorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke grondslag ontbeert. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het hoger beroep treft dus doel. Omwille van de duidelijkheid zal de Raad de aangevallen uitspraak in zijn geheel vernietigen, met uitzondering van de beslissingen over proceskosten en griffierecht. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het gehele bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De besluiten van 18 en 25 september 2013 berusten op dezelfde ondeugdelijke grondslag als het bestreden besluit en het is niet aannemelijk dat het college dit gebrek nog kan herstellen. Om die reden ziet de Raad aanleiding om de besluiten van 18 en 25 september 2013 geheel te herroepen.
5.10.
Gelet op 5.9 is tevens de grondslag aan het nader besluit komen te ontvallen, zodat dit besluit moet worden vernietigd.
6. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 992,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve de beslissingen over proceskosten en
griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 23 januari 2014;
- herroept de besluiten van 18 en 25 september 2013 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats
treedt van het besluit van 23 januari 2014;
- vernietigt het besluit van 3 oktober 2014;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 992,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en E.C.R. Schut en J.L. Boxum als leden, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A. Stuut
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over duurzaam gescheiden leven.

HD