ECLI:NL:CRVB:2016:566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag ouderdomspensioen zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1944 in Marokko, had een herhaalde aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. De aanvraag was eerder op 5 oktober 2009 afgewezen, en het bezwaar daartegen was ongegrond verklaard. De appellant had in 2012 opnieuw een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank had de eerdere afwijzing bevestigd, en de appellant had hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 januari 2016 was de appellant niet aanwezig, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) was vertegenwoordigd door mr. M.F. Sturmans. De Raad oordeelde dat de door de appellant overgelegde stukken niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de aanvraag van 29 mei 2012 een herhaling was van de eerdere aanvraag en dat er geen nieuwe argumenten waren om de aanvraag te honoreren. De Raad bevestigde dat er geen bewijs was dat de appellant verzekerde jaren had opgebouwd in Nederland, en dat de overgelegde verklaringen onvoldoende waren om aan te nemen dat de appellant dezelfde persoon was als een eerder geregistreerde werknemer.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.