ECLI:NL:CRVB:2016:538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake hersteldverklaring van arbeidsongeschiktheid van verpleegkundige met artrose en hartklachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een verpleegkundige, tegen de hersteldverklaring van haar arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft zich op 22 april 2013 ziek gemeld en is op 4 juli 2013 onderzocht door een verzekeringsarts, die concludeerde dat zij per 5 augustus 2013 weer in staat was haar werkzaamheden te verrichten. Het Uwv heeft deze hersteldverklaring op 29 juli 2013 gehandhaafd, wat leidde tot bezwaar van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde in november 2013 dat appellante geschikt was voor haar werkzaamheden.
De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische situatie van appellante correct was beoordeeld. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar artrose en hartklachten, en dat haar werkzaamheden zwaarder waren dan door het Uwv werd aangenomen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak gehandhaafd moest blijven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onderschreven en vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht die het oordeel van het Uwv zouden kunnen aantasten. De Raad concludeert dat de beschrijving van de werkzaamheden van appellante correct is en dat er geen bewijs is dat zij veelvuldig zware werkzaamheden zonder hulp moest verrichten. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.