ECLI:NL:CRVB:2016:538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
15-1447 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hersteldverklaring van arbeidsongeschiktheid van verpleegkundige met artrose en hartklachten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een verpleegkundige, tegen de hersteldverklaring van haar arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft zich op 22 april 2013 ziek gemeld en is op 4 juli 2013 onderzocht door een verzekeringsarts, die concludeerde dat zij per 5 augustus 2013 weer in staat was haar werkzaamheden te verrichten. Het Uwv heeft deze hersteldverklaring op 29 juli 2013 gehandhaafd, wat leidde tot bezwaar van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde in november 2013 dat appellante geschikt was voor haar werkzaamheden.

De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische situatie van appellante correct was beoordeeld. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar artrose en hartklachten, en dat haar werkzaamheden zwaarder waren dan door het Uwv werd aangenomen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak gehandhaafd moest blijven.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onderschreven en vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht die het oordeel van het Uwv zouden kunnen aantasten. De Raad concludeert dat de beschrijving van de werkzaamheden van appellante correct is en dat er geen bewijs is dat zij veelvuldig zware werkzaamheden zonder hulp moest verrichten. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

15/1447 ZW
Datum uitspraak: 10 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
20 januari 2015, 13/3564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] e/v [betrokkene] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. van der Wal. Het Uwv heeft zich, met bericht van verhindering, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft zich op 22 april 2013 ziek gemeld voor haar werkzaamheden als verpleegkundige oncologie. Op 4 juli 2013 is appellante onderzocht door een verzekeringsarts, die in het rapport van dezelfde datum concludeert dat appellante per
5 augustus 2013 weer in staat is haar werkzaamheden te verrichten.
1.2.
Bij besluit van 29 juli 2013, dat is gehandhaafd op 6 augustus 2013, heeft het Uwv appellante per 5 augustus 2013 hersteld verklaard.
1.3.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de hersteldmelding. Naar aanleiding daarvan is appellante op 30 september 2013 onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die vervolgens in haar rapport van 19 november 2013 concludeert dat appellante op goede gronden per 5 augustus 2013 geschikt is geacht voor haar eigen werkzaamheden.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 21 november 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en zijn standpunt gehandhaafd dat appellante per 5 augustus 2013 weer in staat is haar werkzaamheden te verrichten.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben de medische situatie van appellante juist beoordeeld. Ook is uitgegaan van de juiste maatgevende arbeid, nu de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 19 november 2013 een uitgebreide beschrijving van de werkzaamheden van verpleegkundige oncologie heeft opgenomen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er, gelet op haar artrose en hartklachten, onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Ook waren haar werkzaamheden zwaarder dan door het Uwv is aangenomen. Deze werkzaaamheden zijn in de loop van haar contract, dat op 1 juni 2012 is ingegaan, steeds zwaarder geworden. Er was in toenemende mate sprake van het duwen van bedden en rolstoelen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is verricht wordt onderschreven. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben appellante zelf gezien en onderzocht. Blijkens hun rapporten hebben zij kennis genomen van de behandelingen van appellante, en de bevindingen van de behandelende artsen. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapporten van 18 maart 2014, 6 mei 2014 en 13 juni 2014 nog uitgebreid gereageerd op de informatie uit de behandelend sector. Evenals de rechtbank kan de Raad zich met de inhoud van die reacties verenigen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die het oordeel van het Uwv, dat slechts betrekking heeft op de datum
5 augustus 2013, zouden kunnen aantasten.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben op 18 november 2013 de werkplek van appellante bezocht, gesproken met een personeelsfunctionaris, en in het rapport van 19 november 2013 een beschrijving van appellantes werkzaamheden opgenomen. Daaruit blijkt dat er sporadisch sprake is van zwaarder werk, zoals het vervoeren van patiënten. Daarbij kan appellante echter, indien nodig, de hulp van de afdelingsassistent inroepen. Niet is gebleken dat deze weergave onjuist zou zijn, en dat appellante veelvuldig (zonder hulp) zware werkzaamheden zou moeten verrichten.
4.3.
Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange als voorzitter en E.W. Akkerman en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2016.
(getekend)C.C.W. Lange
(getekend) L.L. van den IJssel

AP