ECLI:NL:CRVB:2016:5148

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
16 januari 2017
Zaaknummer
16/221 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Zorgkantoor inzake persoonsgebonden budget en afkeuring kosten begeleiding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellante, die een persoonsgebonden budget (pgb) ontving op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorgkantoor. Dit besluit, dat op 31 maart 2015 was genomen, verklaarde het bezwaar van appellante tegen een eerdere brief van het Zorgkantoor ongegrond. In deze brief werd een deel van de door appellante verantwoorde kosten voor begeleiding afgekeurd, maar het Zorgkantoor had aangegeven dat dit geen gevolgen zou hebben voor het pgb voor 2013.

Tijdens de zitting op 16 november 2016 trok het Zorgkantoor het bestreden besluit en de afkeuring van de kosten in, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante slaagde. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Tevens werd het Zorgkantoor veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.736,- bedroegen, inclusief griffierechten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk rondom de AWBZ en de toekenning van persoonsgebonden budgetten.

Uitspraak

16/221 AWBZ
Datum uitspraak: 28 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
10 december 2015, 15/967 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
Salland Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.J.M. Kobossen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016. Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Dijk.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geïndiceerd voor Begeleiding individueel, klasse 2, en Persoonlijke verzorging, klasse 3.
1.2.
Bij besluiten van 9 april 2013 en 20 februari 2014 heeft het Zorgkantoor op grond van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) aan appellante voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een netto persoonsgebonden budget (pgb) verleend van uiteindelijk
€ 14.058,-.
1.3.
Bij besluit van 26 februari 2014 heeft het Zorgkantoor het pgb van appellante voor het jaar 2013 vastgesteld op € 13.825,60,- en een bedrag van € 232,40 van haar teruggevorderd. Het Zorgkantoor heeft hierbij het door appellante verantwoorde bedrag van € 13.575,60 volledig geaccepteerd. Tegen het besluit van 26 februari 2014 zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Bij brief van 11 april 2014 heeft het Zorgkantoor, na een administratief vooronderzoek en een huisbezoek, de door appellante verantwoorde kosten voor begeleiding van € 3.393,90 over de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 alsnog afgekeurd. In het kader van een belangenafweging heeft het Zorgkantoor bepaald dat dit geen gevolgen heeft voor het vastgestelde pgb voor 2013. Wel zal deze begeleiding vanaf 2014 worden afgekeurd.
1.5.
Bij besluit van 31 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen de brief van 11 april 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter zitting heeft het Zorgkantoor het bestreden besluit en de brief van 11 april 2014 ingetrokken. Reeds hierom slaagt het hoger beroep en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren.
4.2.
Het Zorgkantoor heeft ter zitting verklaard bereid te zijn de kosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep te vergoeden. Gelet hierop bestaat aanleiding het Zorgkantoor te veroordelen in de kosten van appellante, die worden begroot op € 496,- in bezwaar, € 744,- in beroep en € 496,- in hoger beroep, in totaal dus € 1.736,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt het Zorgkantoor in de kosten van appellante tot een bedrag van in totaal
€ 1.736,-;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en M.F. Wagner en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2016.
(getekend) R.M. Male
(getekend) I.G.A.H. Toma

UM