ECLI:NL:CRVB:2016:5135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor aflossing van schulden zonder zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2 juni 2003 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten in verband met elf vorderingen. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen voor de aflossing van schulden. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor de appellant bijstand vroeg, al vóór de aanvraag bij hem in rekening waren gebracht, wat betekent dat het om schulden ging. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van zeer dringende redenen die bijstandsverlening rechtvaardigden. Bovendien werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de totale procedure niet langer was dan de toegestane termijn, mede door de mediation die had plaatsgevonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.