ECLI:NL:CRVB:2016:5134
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor aflossing schuld zonder zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2 juni 2003 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aflossing van een schuld aan [BV]. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen voor schulden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat zijn aanvraag niet specifiek gericht was op het aflossen van een schuld, maar dat de kosten pas na zijn aanvraag in rekening waren gebracht. De Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvraag wel degelijk betrekking had op de aflossing van een schuld, aangezien de kosten voor het mobiel telefoonabonnement al eerder bij de appellant in rekening waren gebracht. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van zeer dringende redenen die een uitzondering op de regels van de WWB rechtvaardigden.
Daarnaast heeft de appellant aangevoerd dat het college niet tijdig op zijn bezwaar heeft beslist, maar ook deze grond werd door de Raad verworpen. De Raad concludeerde dat de termijn voor het geven van een beschikking niet was overschreden en dat de appellant geen recht had op een dwangsom. Tot slot heeft de appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.