ECLI:NL:CRVB:2016:5129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de toekenning van ziekengeld en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een werknemer die zich ziek had gemeld. De werknemer, werkzaam als productiemedewerker, had zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat de werknemer met ingang van 3 maart 2014 recht had op ziekengeld, maar dat hij per 4 maart 2014 minder dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellante, de werkgever, was het niet eens met deze beslissing en had hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het Uwv onvoldoende actuele informatie uit de behandelend sector had betrokken bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtmatigheid van de toekenning van de ZW-uitkering aan de orde was. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was verricht en dat de informatie die beschikbaar was, voldoende was om de beperkingen van de werknemer te beoordelen. De Raad concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van de werknemer per maart 2014 juist was en dat de werknemer inderdaad niet in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de rol van de verzekeringsarts in het proces van arbeidsongeschiktheid.