ECLI:NL:CRVB:2016:5114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- G.M.G. Hink
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn aanvraag voor bijstandsverlening had afgewezen op grond van het voeren van een gezamenlijke huishouding met R. Appellant had op 9 oktober 2014 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf een kamer te huren van R. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag stelde echter dat appellant en R een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellant betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat R geen hoofdverblijf had op het adres van appellant, maar grotendeels in Zwitserland verbleef. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd voor de claim van een gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van het college, en bepaalde dat appellant recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, met terugwerkende kracht vanaf de datum van zijn aanvraag. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant.